Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nu·me·ro·teur
enkelvoud meervoud
naamwoord numeroteur numeroteurs
verkleinwoord numeroteurtje numeroteurtjes

Zelfstandig naamwoord

de numeroteurm

  1. een apparaat dat automatisch nummert
    • Hij liet de numeroteur op de grond vallen, waardoor deze stuk was. 

Gangbaarheid