nuanceerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: nuanceerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- nu·an·ceer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
nuanceren |
nuanceerde
- enkelvoud verleden tijd van nuanceren
- Ik nuanceerde.
- Jij nuanceerde.
- Hij, zij, het nuanceerde.
- Ik nuanceerde.