1. Zeven vrouwen die nordicwalken in Engeland.

Nederlands

Uitspraak
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
nordicwalken nordicwalkend
nordic walking


Woordafbreking
  • nor·dic·wal·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
nordicwalken
nordicwalkte
genordicwalkt
zwak -t volledig

Werkwoord

nordicwalken

  1. (sport) wandelen met gebruik van stokken zoals bij het langlaufen
    • Hij ging iedere dag nordicwalken. 
     Onderweg zien we een mevrouw nordicwalkend over de begraafplaats gaan.[2]
     Daar Eugene en Lia lang niet genordicwalkt hadden liepen we een korte route, zodat ze er weer een beetje in konden komen.[3]
     Veel wandelaars zijn gaan nordicwalken om medische redenen.[4]
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Engelse werkwoorden met een n (Nederlandse vervoeging)” (18 juni 2014) op onzetaal.nl
  2.   Weblink bron “Dichter van dienst” (2019), Nieuw Amsterdam  , ISBN 9789046825990
  3.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Wandelingen oktober 2010 : 5 oktober” op nwkc.nl
  4.   Weblink bron
    Koen de Vries
    Nordicwalking is heilzaam in: Provinciale Zeeuwse Courant  , jrg. 248 nr. 268 (13 november 2006), p. 4 kol. 3