Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nood·vul·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord noodvulling noodvullingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de noodvullingv

  1. (kookkunst) een blinde vulling
    • Bekleed de vorm met het deeg. Bedek het deeg met bakfolie en leg de noodvulling daar op. 

Gangbaarheid