Nederlands

 
nissenhut
Uitspraak
Woordafbreking
  • nis·sen·hut
Woordherkomst en -opbouw
  • vernoemd naar Peter Norman Nissen (1871-930)
enkelvoud meervoud
naamwoord nissenhut nissenhutten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de nissenhutv / m

  1. halfronde barak gemaakt van gegolfd plaatstaal
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

30 % van de Nederlanders;
24 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be