Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nie·ze
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nieze niezen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het niezeo

  1. (straattaal) (verouderd) vrouw of meisje
     (fonetische weergave straattaal) En dit ééne nieze — we zain toch meissies onder mekaar wat? — dat nieze zong fijn.[2]
  2. (straattaal) (pejoratief) wijf, hoer
     Arie leeft zijn leven van het ene "nieze" naar het andere "mokkel", al dan niet in volslagen dronkenschap, verkoopt iemand spontaan een "pompie" of "verandert een kop", en doet overigens keurig zijn werk als haringverkoper, inbreker of in een soortgelijke baan.[3]
     (fonetische weergave straattaal) ‘Laat 'm met vree, jullie!’ kwam Arentje weer tussenbeie, liep op me toe, drukte me in de riete stoel achter tafel en ging met gekruiste arme op de leuning zitte.
    ‘Waar bemoei ie je mee!’ raasde Gniffie opstuivend. ‘Die wijve, dat zal de pest krijge.... De hele zaak is al versliegerd! Dondersteen nou gauw de kamer uit!’
    Arentje bleef rustig zitte, keek van Stompie naar Loek en van Loek naar Gniffie, die zn kin liet hange van verbazing: ‘Dat heb ik nog niet meegemaakt, zo'n nieze!’
    [4]
Synoniemen
  • [1] niese (uitspraakvariant)

Werkwoord

vervoeging van
niezen

nieze

  1. aanvoegende wijs van niezen
      In tram of trein hoeste men met de hand voor den mond: men nieze niet vrijelijk en ronduit en bedenke, dat overvolle treinen in dezen tijd een haard van besmetting kunnen zijn.[5]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Hans den Besten
    Jiddisch Hebreeuws in Nederlands en Bargoens, Uitgeverij Verloren, Hilversum in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde., jrg. 122 nr. 3 (2006), p. 243
  2.   Weblink bron Rotterdamseche Revue in den Dierentuin : Then East Is East. in: Het Vaderland  , jrg. 63 (6 maart 1932), p. 2 kol. 6
  3.   Weblink bron
    Wim Wirtz
    Levensverhaal Haring Arie: neuken, zuipen en rammen in: de Volkskrant  , jrg. 67 nr. 19653 (1 april 1989), p. 81 (Vervolg 25) kol. 6
  4. “Kriebeltjes hoogtepunt.” (1937), De Arbeiderspers, Amsterdam, p. 115
  5.   Weblink bron Uit Amsterdam : Veelvuldig, maar niet gevaarlijk : Het griepende Amsterdam houdt er den moed in in: De Tijd, jrg. 96 nr. 31696 (8 februari 1941), p. 4 kol. 1