Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nies·poei·er
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord niespoeier niespoeiers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

niespoeier o m

  1. middel dat doet niezen en waaraan geneeskrachtige eigenschappen werden toegeschreven
     Dat hebben we ook gekocht oma, niespoeier.[1]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Kronkel, ps. van Simon Carmiggelt
    Bezoek in: Het Parool  , jrg. 36 nr. 9963 (14 juli 1977), p. 3 kol. 7