Nederlands

 
nieskruid
Uitspraak
Woordafbreking
  • nies·kruid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nieskruid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het nieskruido

  1. (bloemplanten) een geslacht Helleborus   dat volgens verschillende auteurs 15 tot 22 soorten omvat. Tot het geslacht behoren onder meer de kerstroos (Helleborus niger  ), het stinkend nieskruid (Helleborus foetidus  ), de lenteroos (Helleborus orientalis  ) en de wrangwortel (Helleborus viridis  )
    • Hoe fraai de kerstrozen ook bloeien in de winter, het zijn geen rozen. De bekende kerstroos met de grote witte bloemen, maar ook alle aanverwante soorten horen bij de ranonkelfamilie en gaan schuil onder de Latijnse familienaam Helleboris of de Nederlandse naam nieskruid. De meeste kerstrozen zijn giftig. [2] 
    • De kerstroos –beter bekend als stinkend nieskruid en wrangwortel– is op die fleurigheid een uitzondering, want de bloemen zijn juist onopvallend groen. Qua saaiheid doen ze niet onder voor een andere winterbloeier, de klimop. [3] 
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Vertalingen

Gangbaarheid

80 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Reformatorisch Dagblad Marianne Witvliet 02-03-2007 In vuur en vlam voor oude rozenrassen
  3. Reformatorisch Dagblad Ab Jansen 11-02-2013 Winterbloeiers in de natuur
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be