neutraliseren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- neu·tra·li·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van het Franse neutraliser met het achtervoegsel -iseren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
neutraliseren |
neutraliseerde |
geneutraliseerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
neutraliseren
- werking of invloed tenietdoen van, opheffen
- (scheikunde) een zure of basische reactie stoppen door het toevoegen van een hoeveelheid base resp. zuur
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord neutraliseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "neutraliseren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be