neutral
Engels
Uitspraak
- IPA: /ˈnjuːtɹəl/
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van het Latijnse 'neutrālis' (onzijdig)
Bijvoeglijk naamwoord
neutral
- neutraal
- «In the two World Wars, Sweden and Switzerland were both neutral.»
- In de twee Wereldoorlogen, Zweden en Zwitserland werden beide neutraal.
- «In the two World Wars, Sweden and Switzerland were both neutral.»
- (natuurkunde) neutraal; noch een positieve noch een negatieve lading dragend
- (scheikunde) neutraal; noch zuur noch alkaline
Spaans
Uitspraak
Woordafbreking
- neu·tral
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | neutral | neutrales |
vrouwelijk | neutral | neutrales |
Bijvoeglijk naamwoord
neutral
Verwijzingen
- neutral in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española