Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • neus·vocht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord neusvocht neusvochten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het neusvochto

  1. slijm dat afgescheiden wordt door het neusslijmvlies
     `De geur van neusvocht met betrekking tot het libido hebben we nog niet onderzocht,'zei mijn kennis.[2]
     In twee jaar tijd namen de onderzoekers bij 72 zeeolifanten met wattenstaafjes neusvocht af. Ze vonden het virus bij twee beesten en antistoffen bij nog 28 andere zeeolifanten.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij  , ISBN 9789023467014
  3.   Weblink bron “Varkensgriep bij zeeolifanten” (16-05-2013), NOS