Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • neus·ver·koud·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord neusverkoudheid neusverkoudheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de neusverkoudheidv

  1. rhinitis, rinitis, bovenste luchtweginfectie waarbij de slijmvliezen van de neus gezwollen zijn

Meer informatie

Gangbaarheid