Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • neer·la·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
neerladen
laadde neer
neergeladen
zwak -d

gemengd

volledig

Werkwoord

neerladen

  1. (informatica) informatie vanuit het net op de eigen computer overbrengen
    • Ik heb net dat programma neergeladen maar nog niet geïnstalleerd. 
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid