Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • neer·da·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord neerdaling neerdalingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de neerdalingv

  1. de afdaling van iets verhevens naar iets lagers
    • Met Pinksteren vieren we de neerdaling van de Heilige Geest op de apostelen. 
Vertalingen

Gangbaarheid