naglans
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- na·glans
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | naglans | naglanzen naglansen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de naglans m
- indirect licht dat nog zichtbaar blijft nadat een lichtbron niet meer direct zichtbaar is
- De naglans van de zon, die nu gans onder was, brandde nog in het verschiet met een dofrode gloed tussen de verre stammen en reeds spanden de licht-schommelende kruinen, die soms zuchtten onder een nauw voelbaar briesje, zich tot een ondoordringbaar-somber nachtgewelf ineen. [2]
- (figuurlijk) gunstig beleefde uitstraling van iets dat voorbij is
- De heidense oudheid was voor hen niet minder aantrekkelijk dan de christelijke Middeleeuwen – beide model van een wereld waarin poëzie, religie en samenleving nog een harmonieuze eenheid vormden. Dat ideaal (waarvan we op Pinkpop nog de naglans kunnen opvangen) week niet zoveel af van wat Heine zelf voor ogen stond. [3]
Gangbaarheid
- Het woord naglans staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "naglans" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Buysse, C. (eds. A. van Elslander & A.M. Musschoot)"Van Hoog en Laag" in: Verzameld werk deel 2. (1975) A. Manteau, Brussel; ISBN 90 223 0453 1; p. 963; geraadpleegd 2019-03-16
- ↑ Heumakers, A.Wij willen ambrozijn! (12 juni 2009) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2019-03-16
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
IJslands
Uitspraak
Woordafbreking
- nag·lans
Naar frequentie | zeldzaam |
---|
Zelfstandig naamwoord
naglans