Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·gel·riem
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nagelriem nagelriemen
verkleinwoord nagelriempje nagelriempjes

Zelfstandig naamwoord

de nagelriemm

  1. (anatomie) de huidplooi rondom de nagel, die dient ter bescherming van het levende deel van de nagel

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be