nagelbijtende
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- na·gel·bij·ten·de
Werkwoord
vervoeging van: | nagelbijten |
nagelbijtende
- verbogen vorm van nagelbijtend, het onvoltooid deelwoord van nagelbijten
Bijvoeglijk naamwoord
nagelbijtende
- verbogen vorm van de stellende trap van nagelbijtend