Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nacht·blind·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nachtblindheid -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de nachtblindheidv

  1. (medisch) het onvermogen te zien bij geringe belichting
    • Hij lijdt onder nachtblindheid. 
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid