Engels

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudengelse woord morðor.
enkelvoud meervoud
murder murders

Zelfstandig naamwoord

murder

  1. (misdaad) moord
    «There were three murders in the town last year.»
    Er waren drie moorden in de stad vorig jaar.
  2. (misdaad), (juridisch) moordzaak
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: judicial murder
justitiemoord
  • [1]: murder and robbery / murder and robbery
roofmoord
  • [1]: murder by poisoning
gifmoord
  • [1]: premeditated murder
doodslag met voorbedachten rade
  • [1]: ritual murder
een rituele moord
  • [1]: serial murder
seriemoord
  • [1]: sexual murder
een seksuele moord
  • [1]: treacherous murder
sluipmoord
vervoeging
onbepaalde wijs to  murder 
he/she/it  murders 
verleden tijd  murdered 
voltooid
deelwoord
 murdered 
onvoltooid
deelwoord
 murdering 
gebiedende wijs  murder 

Werkwoord

murder

  1. overgankelijk afslachten, moorden, ombrengen, vermoorden
    «A relation of her said in a statement that the girl was murdered
    Een relatie van haar zei in een verklaring dat het meisje werd vermoord.
  2. overgankelijk verknoeien
Synoniemen