munten

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  munten    (hulp, bestand)

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘doelen op’ voor het eerst aangetroffen in 1504

Woordafbreking

• mun·ten

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
munten	muntte	gemunt
zwak -t	volledig

Werkwoord

munten overgankelijk

1. (financieel) een stuk metaal omvormen tot een munt

   • In Dorestad werden lange tijd sceatta's gemunt, die in het belendende Frankische Rijk in ruime omloop waren. 

2. iets of iemand als mikpunt hebben

   • Zij hebben het altijd weer op hem gemunt. 

3. (taalkunde) een nieuw woord introduceren

   • Tot slot is het interessant te bezien door wie woorden worden gemunt.  

Verwante begrippen

• [2] beogen, doelen, mikken, pesten, plagen, sarren, treiteren

Zelfstandig naamwoord

de munten mv

1. meervoud van het zelfstandig naamwoord munt

Vertalingen

    1. een stuk metaal omvormen tot een munt   

Duits: münzen (de) Engels: coin (en)

Frans: monétiser (fr)

    2. iets of iemand als mikpunt hebben   

Duits: münzen (de)

    3. een nieuw woord introduceren   

Engels: coin (en)

Gangbaarheid

• Het woord munten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "munten" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.