Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mo·tor·blok
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord motorblok motorblokken
verkleinwoord motorblokje motorblokjes

Zelfstandig naamwoord

het motorbloko

  1. (motortechniek) uit metaal gegoten lichaam van een verbrandingsmotor waarin zich de cilinders bevinden
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be