Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mors·pot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord morspot morspotten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de morspotm

  1. een slordig en daardoor ook smerig persoon; iemand die veel morst
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

34 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen