Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • moord·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord moorddag moorddagen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de moorddagm

  1. datum waarop iemand opzettelijk gedood wordt
     Het is zeer zeker bevreemdend dat koningin Esther nogmaals een moorddag verlangt en de rationalisten beschuldigen haar dan ook van ongeoorloofde wraakzucht.[1]
     Huisheer en familie passeerden de moorddagen zonder molest te ondervinden.[2]
  2. buitengewoon plezierige dag
     Moorddag gehad! Fabelachtig! En iedereen helpt je, hè. Geen enkel probleem.[3]
     Eens per jaar gingen we dan „potverteren". Met een bus waarin zon dertig jongens onder leiding van de directeur zaten gingen we dan ergens naar toe. Moorddagen waren dat.[4]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Keulers, Jos. (ed.)
    “Het boek Esther” (1926), Karel Beyaert, p. 31 kol. 1 n. 13
  2.   Weblink bron Uit Buitenl. Bladen. (Bewerkt door De Loc.) in: De Locomotief, jrg. 52 nr. 145 (24 juni 1903), De Groot, Kolff & Co, Samarang, p. 2 kol. 5
  3.   Weblink bron
    Jannetje Koelewijn
    “En maar denken dat je vader niet kan sterven” (27 december 2017) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron
    Ruud van Streepen interview door Peter Junge & Roderik Oranje
    “Ontslagen gebeuren gewoon” : Van Streepen: 33 jaar Verschure in: Het Parool  , jrg. 40 nr. 16842 (31 januari 1980), p. 25 kol. 2