monopoliseren

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  monopoliseren    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• mo·no·po·li·se·ren

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tot een monopolie maken’ voor het eerst aangetroffen in 1865
• afgeleid van het Franse monopoliser (met het achtervoegsel -iseren)

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
monopoliseren	monopoliseerde	gemonopoliseerd
zwak -d	volledig

Werkwoord

monopoliseren

1. overgankelijk tot een monopolie maken

Afgeleide begrippen

• monopolisering

Vertalingen

    1.   

Frans: monopoliser (fr), accaparer (fr) Galicisch: monopolizar (gl)

Portugees: monopolizar (pt) Spaans: monopolizar (es)

Gangbaarheid

• Het woord monopoliseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "monopoliseren" herkend door:

98 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.