Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mon·ni·ken·dom
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord monnikendom monnikendommen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het monnikendomo

  1. alle monniken en kloosterorden als één geheel gezien
     En wat een schat van een kindermeid heb jeer een knap kamermeisje met een schortje voor, maar bij jouw monnikendom en jouw strenge levensstijl past dit uitstekend.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen