moedergodin
  • moe·der·go·din
enkelvoud meervoud
naamwoord moedergodin moedergodinnen
verkleinwoord

de moedergodinv [1]

  1. (religie) vrouwelijke godin met het voorkomen van een moeder
     Ook met moederliefde heeft het beeld van de moedergodin geen verwantschap.[2]
     'Maar wat is het antwoord?' Kevin boog zijn hoofd en plotseling besefte Morgaine dat er slechts één ding was dat hij wilde en dat was om dat hoofd tegen haar borst te laten rusten; nu niet als man tot vrouw, maar alsofzij de Moedergodin7 was die zijn angst en wanhoop kon sussen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Valentijn Meininger
    “Vertoog over de liefde” (1987), Het Spectrum  , ISBN 9027418063
  3. Marion Eleanor Zimmer Bradley
    Nevelen van Avalon”   (1982), De Boekerij  , ISBN 9022529649