mistigheid
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: mistigheid (hulp, bestand)
Woordafbreking
- mis·tig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mistigheid | mistigheden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de mistigheid v
- (meteorologie) de mate waarin het mistig is
- In de loop van de ochtend zal de mistigheid afnemen.
- de mate waarin iemand onduidelijk en vaag is
- De jargonloze zin is, schat ik, rond de eeuwwisseling ontstaan. De jargonloze zin dankt zijn bestaan aan de groei van de mediatrainers, die politici afleerden in afkortingen en andere mistigheid te spreken. Politiek draait nu om instant helderheid. [1]
Synoniemen
- [2] vaagheid
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord mistigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ NRC 24 mei 2016 Tom-Jan Meeus