Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mi·ni·va·kan·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord minivakantie minivakanties
verkleinwoord minivakantietje minivakantietjes

Zelfstandig naamwoord

de minivakantiev

  1. een korte vakantie
     Naast extra attracties zijn er ook meer overnachtingsplekken nodig zodat mensen langer in de Efteling blijven en er meer geld uitgeven. "Alle attractieparken zijn bezig met het uitbreiden van overnachtingsplekken", zegt Lukken. "Een weekendje pretpark wordt steeds meer een minivakantie."[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Petra Steenhoff
    “Hoe schadelijk is een groeistop voor De Efteling?” (Vrijdag 1 maart 2019, 21:12), NOS