Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mi·neert

Werkwoord

vervoeging van
mineren

mineert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mineren
    • Jij mineert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mineren
    • Hij mineert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van mineren
    • Mineert! 

Gangbaarheid