Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mi·me·sis
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Grieks [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord mimesis
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de mimesisv

  1. iets of iemand nadoen of kopiëren
     Hij komt hier met het begrip mimesis (navolging, nabootsing): een steeds terugkerend proces van interpretatie.[2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

32 % van de Nederlanders;
49 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. mimesis op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “In memoriam Paul Ricoeur (1913-2005)” (23-05-2005), Reformatorisch Dagblad
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
mimesis mimeses

Zelfstandig naamwoord

mimesis

  1. mimesis