Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mijn·wer·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord mijnwerker mijnwerkers
verkleinwoord mijnwerkertje mijnwerkertjes

Zelfstandig naamwoord

de mijnwerkerm

  1. (beroep) een persoon die werkzaam is in de mijnbouw
    • Bij de instorting van de mijn verongelukten éénentwintig mijnwerkers. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be