Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • me·tro·pool
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘wereldstad’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
  • afgeleid van het Franse métropole [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord metropool metropolen
verkleinwoord metropooltje metropooltjes

Zelfstandig naamwoord

de metropoolv / m [4]

  1. wereldstad
  2. (geschiedenis) moederstad
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen