De slagersmessen zijn veilig opgeborgen in een messenkoker.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mes·sen·ko·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord messenkoker messenkokers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de messenkokerm

  1. huls voor een of meer snijwerktuigen
    • 'k 'Em èrepels gekroje vor Timmers, antwoordde Fons met een schichtige blik op de rammelende messenkoker van de slachter. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen