meningitis
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: meningitis (hulp, bestand)
Woordafbreking
- me·nin·gi·tis
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘hersenvliesontsteking’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]
- afgeleid van het Griekse mènigx met het achtervoegsel -itis [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | meningitis | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de meningitis v
- (medisch) een ontsteking van de om de hersenen en het ruggenmerg gelegen hersenvliezen
- Door de nabijheid van de hersenen vooral bacteriële meningitis een zeer gevreesde aandoening die tot de dood of tot ernstige invaliditeit kan leiden,.
Synoniemen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord meningitis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "meningitis" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "meningitis" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ meningitis op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Zelfstandig naamwoord
meningitis
Interlingua
Zelfstandig naamwoord
meningitis
Spaans
Zelfstandig naamwoord
meningitis