Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·re·geer·den

Werkwoord

vervoeging van
meeregeren

meeregeerden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van meeregeren
    • ...dat wij meeregeerden. 
    • ...dat jullie meeregeerden. 
    • ...dat zij meeregeerden.