Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • meer·der·heids·taal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord meerderheidstaal meerderheidstalen
verkleinwoord meerderheidstaaltje meerderheidstaaltjes

Zelfstandig naamwoord

de meerderheidstaalv / m

  1. (taalkunde) taal die in een bepaald gebied door een meerderheid van de bevolking wordt gesproken
    • Een taal opgeven voor de meerderheidstaal. 
Antoniemen

Gangbaarheid