Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • me·de·zeg·gen·schap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord medezeggenschap -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de medezeggenschapv

  1. het recht op meebeslissen
    • Als partner heb ik medezeggenschap. 

Meer informatie

Gangbaarheid