Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • maxi·me·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

maximeren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
maximeren
maximeerde
gemaximeerd
zwak -d volledig
  1. beperken tot een maximale grootte of lengte
    • Volgens de spelregels van de Tweede Kamer, opgenomen in het reglement van orde, mogen Kamerleden zelf bepalen hoe lang zij willen spreken over een wetsvoorstel. Een Kamermeerderheid kan de spreektijd echter wel maximeren, zo bepaalt artikel 64. [1] 
    • Daarin reageert hij op een aangenomen motie van PvdA en SP die het kabinet oproept de vrijwillige ouderbijdrage te maximeren, zodat scholen geen exorbitant hoge bedragen kunnen vragen. Dat doet de minister niet. Hij vreest dat het maximumbedrag dan de norm op alle scholen wordt. De bijdrage die scholen vragen varieert nu van enkele tientjes tot enkele honderden euro’s. [2] 
    • Er is kritiek op het kabinetsplan om bijbetalingen voor geneesmiddelen te maximeren op 250 euro per verzekerde per jaar. De zorgverzekeraars zijn bang dat sommige patiënten en zijzelf daar de dupe van worden. [3] 

Gangbaarheid

80 % van de Nederlanders;
54 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen