Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • maxi
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘lange kleding’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1968 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord maxi maxi's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de maxim

  1. kledingmode met lange rokken
    • Nadat mini uit de mode was kwam natuurlijk maxi in de mode en daarna midi. 

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen