matschieboomkangoeroetje

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mat·schie·boom·kan·goe·roe·tje

Zelfstandig naamwoord

het matschieboomkangoeroetjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord matschieboomkangoeroe

Gangbaarheid