matrikel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ma·tri·kel
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Frans [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | matrikel | matrikels |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het matrikel o
- register van inschrijvingen; lijst met namen
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord matrikel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "matrikel" herkend door:
17 % | van de Nederlanders; |
25 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ matrikel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be