Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·tig aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanmatigen

matig aan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanmatigen
    • Ik matig aan. 
  2. gebiedende wijs van aanmatigen
    • Matig aan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanmatigen
    • Matig je aan? 


Gangbaarheid