matelot
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ma·te·lot
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans. In het Nederlands alleen gangbaar in de metonymische betekenis van ‘strooien hoedje’, voor het eerst aangetroffen in het jaar 1910 [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | matelot | matelots |
verkleinwoord | matelotje | matelotjes |
Zelfstandig naamwoord
de matelot m
- (kleding) lage, cilindervormige strooien hoed met platte rand
Gangbaarheid
- Het woord matelot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "matelot" herkend door:
29 % | van de Nederlanders; |
35 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "matelot" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ matelot op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Frans
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
matelot | le matelot | matelots | les matelots |
Zelfstandig naamwoord
matelot m
- (scheepvaart), (beroep) matroos, schepeling