Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mars·or·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord marsorder marsorders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de marsorderv / m

  1. (militair) commando om ergens naartoe te marcheren
  2. (figuurlijk) opdracht om ergens anders naartoe te gaan
     Klanten die afgelopen decennia door UBS in Zwitserland en Luxemburg met open armen zijn ontvangen om hun zwarte spaargeld buiten het zicht van de fiscus te stallen, krijgen laatste weken massaal een marsorder. De rekeninghouders krijgen in een gesprek met de bank te horen dat ze ofwel hun zwarte geld contant moeten opnemen, óf contact moeten zoeken met een adviseur om tot een inkeerregeling te komen met de Nederlandse Belastingdienst.[1]
     Russen zitten even zonder Durex-condooms. De producent is door Moskouse autoriteiten geweerd, niet vanwege een morele marsorder maar omdat de condooms niet goed geregistreerd zouden staan.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

69 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Zwitserland loost zwartspaarder” (23 jan. 2014), De Telegraaf
  2.   Weblink bron “Rusland weert Durex” (17 jun. 2016), De Telegraaf
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be