Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • markt·par·tij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord marktpartij marktpartijen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de marktpartijv

  1. (economie) een van de 'spelers' (vooral ondernemingen) die op een bepaalde markt opereren

Gangbaarheid