marathonschaatsen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·ra·thon·schaat·sen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord marathonschaatsen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het marathonschaatseno

  1. het schaatsen van een grote afstand op een natuurijsbaan als wedstrijd
     De marathonschaatsers staan al het hele seizoen aan de kant. De KNSB had lange tijd de hoop dat het marathonschaatsen nog zou worden toegevoegd aan de lijst met topsportcompetities, waarop ook het langebaanschaatsen en het shorttrack staan. Maar een verzoek daartoe is deze week afgewezen door de overheid.[1]
     Lange tijd lag de Nederlandse sportwereld stil vanwege de coronacrisis, maar veel is inmiddels weer opgestart, zoals het volleybal, korfbal en basketbal. Ze vallen onder de uitzondering van de topsportcompetities. Het marathonschaatsen werd echter definitief afgelast. Tot grote teleurstelling van de schaatsers. "De grootste reden is dat het peloton te groot is", zegt Gary Hekman, die vorig jaar Nederlands kampioen werd.[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    NOS Schaatsen
    “KNSB hakt knoop door: dit seizoen geen marathonschaatsen door corona” (Donderdag 14 januari 2021, 15:36), NOS
  2.   Weblink bron
    NOS Schaatsen
    “Natuurijs kan verloren seizoen marathonschaatsers goedmaken: 'Zou mooi zijn'” (Woensdag 3 februari 2021, 06:05), NOS