Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • man·tel·zorg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord mantelzorg -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de mantelzorgv / m

  1. de zorg die niet beroepshalve aan zieken, gehandicapten en andere hulpbehoevenden verleend wordt
    • De familie gaf de gehandicapte man wat mantelzorg. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be