Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·ni·fes·ta·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord manifestatie manifestaties
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de manifestatiev

  1. (medisch) waarneembaar verschijnsel
  2. openbare gebeurtenis, vertoning, bv: een publieke adhesiebetuiging, betoging
     Wij moeten er bijvoegen dat vijf andere gedetineerden van dezelfde kleur, tot nu toe door hunne bijna grenzenlooze overdrijving bekeud, echter al het hatelijke eener dusdanige manifestatie hebben ingezien, en hunnen kameraden zulks op eene vrij hevige wijze onder het oog hebben gebragt.[2]
     Men is zelfs zoo verre gegaan om te zeggen, dat de Prins de paarden geweigerd heeft, niet vooruitziende dat men door de eigene brieven van den Prius hen zoude komen logenstraffen. Na de plunderingen voor eene eenvoudige inschrijvingslijst eu met eene wet, die de minste manifestatie van Orangistische gezindheid bedreigt, welke openbaarmaking, zeiden zij, hebben wij te vreezen?[3]
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Fransche Dagbladen Parijs, Zondag 25 Mei” (28-05-1834), Algemeen Handelsblad, Amsterdam, p. 1.
  3.   Weblink bron “Fransche Dagbladen” (06-06-1834), Algemeen Handelsblad, Amsterdam, p. 1.
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be