Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • man·ches
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de manchesmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord manche

Gangbaarheid


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
manchar

manches

  1. aanvoegende wijs tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van manchar
  2. gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van manchar