Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • malsch

Bijvoeglijk naamwoord

malsch

  1. verouderde spelling of vorm van mals tot 1935/46
    • Tegen tien uur vonden wij een plek waar het gras welig en malsch was; daar legden wij onze zakken neder en lieten onze koe in de greppel afdalen. [1] 

Verwijzingen

Gangbaarheid